De Schakel
Jeugd
Wie het laatst lacht…

Ria vertelt aan Knorretje en Kukie dat haar zus Lenie morgen met haar kinderen komt kamperen; ze blijven een hele week. Wies en Thijs hebben al vaker op de boerderij gelogeerd, maar nog nooit gekampeerd. De volgende dag staan Knorretje…

Ria vertelt aan Knorretje en Kukie dat haar zus Lenie morgen met haar kinderen komt kamperen; ze blijven een hele week.

Wies en Thijs hebben al vaker op de boerderij gelogeerd, maar nog nooit gekampeerd.

De volgende dag staan Knorretje en Kukie al vroeg op de uitkijk. Na een uur zien ze in de verte een auto met caravan. De auto stopt bij de poort. Knorretje loopt er naar toe en knort: ‘Goede morgen, welkom op camping de Beestenboel. Hebben jullie gereserveerd?’

‘Nee,’ zegt Lenie, ‘is dat dan nodig?’

‘Helaas, dan hebben we geen plaats voor jullie,’ knort Knorretje

Het portier vliegt open, Thijs en Wies stormen naar buiten en roepen: ‘Helaas pindakaas, wij gaan hier lekker kamperen.’ Wies geeft Knorretje een knuffel en Kukie springt op de schouder van Thijs, hij kroelt met zijn snavel door zijn haren. De poort gaat open en papa Kees rijdt de caravan het erf op.

Ze drinken eerst koffie en ranja met Ria en Jan. Daarna rijdt Kees naar zijn werk.

Wies en Thijs zwaaien hem uit en roepen: ‘Tot zaterdag.’

De kinderen krijgen van Ria een rode tuinbroek. ‘Zo, nu kunnen jullie je lekker vies maken.’ Thijs gaat met Knorretje naar het varkenshok en Kitty zit al bij Wies op schoot, zij spint en geeft Wies kopjes.

Om twaalf uur heeft Lenie een stapel boterhammen gesmeerd en roept Wies en Thijs om te komen eten. Alleen Wies komt en zegt: ‘Thijs heeft geen tijd, hij is het varkenshok schoon aan het maken. Hij vroeg of ik de boterhammen wilde brengen.’

Lenie schudt haar hoofd en zegt: ‘Voor deze keer, maar de rest van de week eten we bij de caravan, zeg dat maar tegen Thijs.’

Als Wies klaar is met eten neemt ze de boterhammen mee en loopt naar het varkenshok. Thijs is de vloer aan het afspuiten en zegt: ‘Leg de boterhammen maar buiten op het muurtje.’ Wies legt ze op het muurtje en gaat terug naar Kitty.

Oink en Pinkie komen kijken hoever Thijs is. Ze zien de boterhammen liggen en Oink knort: ‘Jammie lekkere boterhammen, die lust ik wel!’

‘Anders ik wel,’ knort Pinkie.

‘Dat zijn mijn boterhammen, jullie hebben al gegeten,’ zegt Thijs.

‘Ja, aardappelschillen en rotte appels, maar een boterham met kaas die gaat er bij mij altijd wel in!’ knort Pinkie.

‘Dan had je maar geen varken moeten worden. Jullie kunnen alle dagen in de modder spelen, terwijl ik naar school moet,’ zegt Thijs lachend.

Toch pakken Pinkie en Oink ieder een boterham. Thijs probeert hen nog tegen te houden, maar Pinkie laat hem struikelen. Thijs valt met zijn gat in de modder. ‘Zo, nu kun jij ook lekker in de modder spelen,’ knort Pinkie.

‘Je hoeft nu niet naar school en krijg je wat je verdient, een lekker modderbad,’ knort Oink.

Knorretje komt met een schaal pannenkoeken binnen: ‘Ria heeft voor ons allemaal pannenkoeken gebakken, maar ik zie dat jullie al boterhammen hebben. Dan eten Thijs  en ik deze samen wel op.’

‘Dat is niet eerlijk,’ knorren Oink en Pinkie tegelijk.

Thijs zegt: ‘Wie het laatst lacht, lacht het best, dat heb ik op school geleerd! Knor, knor.’

Thijs eet met Knorretje lekker pannenkoeken met stroop, jammie.

Tekst: Wim Verbunt Verhalenverteller
Illustratie: Marjolein Stok

About the author

Related Posts

Bezorging

Patric de Brouwer
bezorging@schakel-nu.nl

Vragen/opmerking?
Neem contact met ons op