De Schakel
Jeugd
Waarom Sinterklaas één nacht op een ezel rijdt

Knorretje droomt over Sinterklaas en over een grote pot pindakaas. Zachtjes zingt hij in zijn slaap: “Hoor de wind waait door de bomen. Hier in huis zelfs waait de wind. Zou de goede Sint wel komen? Nu hij ’t weer…

Knorretje droomt over Sinterklaas en over een grote pot pindakaas.

Zachtjes zingt hij in zijn slaap:

“Hoor de wind waait door de bomen. Hier in huis zelfs waait de wind.
Zou de goede Sint wel komen? Nu hij ’t weer zo lelijk vindt.
Nu hij ’t weer zo lelijk vindt. Ja hij rijdt in donk’re nachten
op zijn paardje Ozosnel.”

Dan wordt hij gestoord. Er wordt hard op de deur geklopt. “Knorretje, wakker worden, Knorretje!”

Knorretje schrikt wakker en knort: “Hoort wie klopt daar varkens?”

“Ik ben het, Sinterklaas. Mag ik binnenkomen?”

Knorretje springt op en doet snel de staldeur open: “Sinterklaas! Wat doet u hier? Ik droomde net over u.”

“Het spijt me Knorretje dat ik je wakker maak. Maar ik heb een probleem. Mijn paard Ozosnel heeft een hoefijzer verloren. Hij kan zo niet over de daken lopen. Ik moet vanavond nog veel cadeautjes rondbrengen. Kun jij me helpen?”

Knorretje moet goed nadenken: “We kunnen een hoefsmid bellen.”

“Nee, dat heb ik al geprobeerd. Ozosnel heeft speciale hoefijzers en die heeft de smid niet.”

“Wij kunnen het aan Witlokje vragen? Hij is erg sterk maar of hij over de daken kan lopen, dat weet ik niet.”

“Oh de daken, dat is geen probleem, dat los ik wel op.”

“Hoe doet u dat met uw paard op de daken?”

“Dat vertel ik je niet, dat is één van de geheimen van Sinterklaas.”

Knorretje brengt Sinterklaas naar de stal van Witlokje.

Ze hebben geluk, Witlokje en Gerrit zijn nog wakker. Als Knorretje aan Witlokje vertelt wat er aan de hand is, schudt Witlokje zijn hoofd. “Hihihi, Ik durf niet de daken op, ik heb hoogtevrees.” Hoe Sinterklaas ook praat, Witlokje doet het niet.

“Maar ik durf wel, ik ben sterk en niet bang, iaia,” balkt Gerrit.

Sinterklaas schudt zijn hoofd: “Op een ezel het dak op, dat heb ik nog nooit gedaan.”

“Ik kan heel goed klimmen, iaia.”

“Laten we het dan proberen,” zegt Sinterklaas.

“Maar we hebben geen zadel voor Gerrit,” knort Knorretje.

“Dat is niet erg, ik kan ook zonder zadel rijden.”

“En nog een dingetje Sinterklaas. Gerrit loopt zijn eigen tempo, als u hem opjaagt dan stopt hij met lopen.”

Gerrit balkt: “Iaia, dat hoort nou eenmaal bij een ezel, we zijn niet zo snel, maar we komen er wel.”

Knorretje knort: “Dan noemen we je Ozotraag.”

“Iaiaia,” balkt Gerrit.

Ozosnel hinnikt hierom: “Hihihi, wat een grap.”

Ze ruilen van plaats en Gerrit krijgt een leidsel om.

Sinterklaas zit op Gerrit. “Knorretje geef me de zak met cadeautjes even aan.” Sinterklaas wil de zak achter op de rug van Gerrit zetten, maar daar is geen plaats voor! “Dat is een probleem,” zegt Sint, “hoe moet dat nou?”

Knorretje denkt diep na en knort: “Ik rijd met Witlokje en wij nemen de zak mee.”

“Zolang ik maar niet de daken op hoef, heb ik er geen probleem mee,” hinnikt Witlokje. Hij is blij dat hij mee mag.

Knorretje heeft wel vaker op Witlokje gereden. Hij heeft zich goed vastgesnoerd zodat hij er niet afvalt. De zak ligt op de rug van Witlokje. Zo rijden ze samen op hun gemak Berkel-Enschot in.

Het is wel een koddig gezicht: Sinterklaas op een ezel en daar achter een varken op een paard. Knorretje heeft een pietenmuts opgezet. Bij de eerste rij huizen haalt Sinterklaas de juiste cadeautjes uit de zak en gaat met Gerrit het dak op. Sinterklaas vindt dat Gerrit het goed doet. Witlokje en Knorretje kunnen hen beneden op straat goed bijhouden. Het probleem is dat het wel allemaal erg langzaam gaat. Gerrit loopt niet zo snel. Als ze zo doorgaan dan zijn ze morgen om tien uur klaar, dat is veel te laat! Knorretje ziet dat Sinterklaas zich zorgen maakt. Hij denkt na wat voor plannetje hij moet bedenken. Knorretje weet dat als je Gerrit opjaagt hij geen stap meer verzet. Ineens komt er een grote glimlach op Knorretjes gezicht en zegt: “Sinterklaas wat gaat u doen als we hier klaar mee zijn?”

“Nou dan ga ik eerst lekker met jullie ontbijten. Dat is gezellig en dat doe ik ook altijd met de pieten.”

“Wat krijgen we voor ontbijt?”

“Alles wat jullie lekker vinden, wortels, knollen, appeltjes, noem maar op.”

“Iaiaia!” balkt Gerrit, “en pindakaas voor Knorretje.”

“Hihihi,” hinnikt Witlokje, “en haver voor mij.”

Ondertussen gaat Gerrit harder lopen. Het plannetje van Knorretje werkt! Sinterklaas begrijpt de bedoeling: Gerrit afleiden. “Gerrit, wat wil jij voor cadeau op mijn verjaardag?”

Gerrit balkt: “Iaiaia, ik durf het bijna niet te vragen, maar ik zou graag een bezoekje willen brengen aan het Afrika Museum in Nijmegen.”

“Wat moet jij in het Afrika Museum?” knort Knorretje.

“Mijn voorvaderen komen uit Afrika en ik wil graag zien hoe het er in Afrika uitziet.”

“Nou, dat kunnen we wel regelen hoor,” zegt Sinterklaas.

Gerrit begint steeds harder over de daken te lopen en Sinterklaas gooit de cadeautjes in de schoorsteen.

Het werk is bijna af. Gerrit krijgt er zo’n goede zin van en loopt nu zelfs op een draf over de daken.

“Rustig aan, Gerrit,” roept Sinterklaas, “dit gaat te snel!” Te laat! Gerrit struikelt, glijdt van het dak af, belandt op een trampoline, veert iets omhoog en blijft dan liggen. En Sinterklaas? Die zweeft heel rustig naar beneden en komt zachtjes neer op de grond. Het lijkt wel of hij niets weegt. Knorretje en Witlokje kijken met verbazing naar dit alles. Met Sinterklaas is gelukkig niets aan de hand. Maar Gerrit balkt: “Iaiaia, mijn rechtervoorpoot doet zeer!” Hij probeert er op te staan, maar dat lukt niet.

Sinterklaas knielt neer bij Gerrit en legt zijn hand op zijn zere poot. De pijn gaat vanzelf weg! “Iaiaia, mijn poot doet niet meer zeer.”

“Gelukkig,” knort Knorretje, “dat is dus opgelost.” Sinterklaas zegt: “Dat kan wel zijn, maar we gaan niet meer het dak op. We zijn bijna klaar. We moeten nog bij twee huizen de cadeautjes afleveren. Knorretje, als jij de cadeautjes in de achtertuin verstopt, dan schrijf ik een brief waar de kinderen de cadeautjes kunnen vinden.”

“Dat is een goed idee,” hinnikt Witlokje. Hij is blij dat Gerrit niet meer het dak op hoeft. Als ze daar mee klaar zijn gaan ze weer naar de boerderij. Daar staat een heerlijk ontbijt klaar: boterhammen met pindakaas voor Knorretje en Sinterklaas, wortels voor Gerrit en haver voor Witlokje.

Knorretje is blij dat het allemaal goed is afgelopen. En Gerrit? Die is zo trots. Hij was even de ezel van Sinterklaas, “Iaiaia.”

 

Illustrator: Marjolein Stok

Verhalenverteller: Wim Verbunt

About the author

Related Posts