De Schakel
Jeugd
Jodie het kermispaardje

Komend weekend is het kermis in Berkel-Enschot! De vrachtwagens komen juist aan bij het Wilhelminaplantsoen. In een van de vrachtwagens staat Jodie te trappelen van ongeduld. Hij is een echt kermispaard, net als zijn zussen Frieda en Bianca. Frieda zegt:…

Komend weekend is het kermis in Berkel-Enschot! De vrachtwagens komen juist aan bij het Wilhelminaplantsoen. In een van de vrachtwagens staat Jodie te trappelen van ongeduld. Hij is een echt kermispaard, net als zijn zussen Frieda en Bianca. Frieda zegt: “Nou Jodie, houd toch eens op! Ik krijg hoofdpijn van al dat getrappel.”

Bianca hinnikt en zegt: “Je zult wel te veel suiker op hebben. Je bent veel te druk.”

Jodie luistert niet naar zijn zussen. Hij heeft er geen zin meer in. Elke keer maar op de draaimolen rondjes draaien. Altijd die vervelende kindjes op zijn rug. Ze smeren hem vol met ijs en af en toe een pluk van een suikerspin in zijn haar. Hij wil er uit, de wijde wereld in. Hij heeft een plannetje. De sloten van de deur gaan open. Er valt licht naar binnen. Dan gaan de deuren helemaal open. De mannen sjouwen alles naar buiten. Als Jodie aan de beurt is, voelt hij zijn hartje sneller slaan. De mannen zetten hem op de grond voor de draaimolen. Jodie kijkt naar links en naar rechts. Niemand let op hem. Dan zet hij het op een rennen. Onder het lopen gooit hij zijn blauwe kleed en zadel van zijn rug. Hij is vrij! Geen rondjes meer! Geen vervelende kindjes met plakkerige handjes aan zijn lijf! Hij hinnikt van plezier. Hij rent langs een andere draaimolen die omhoog en omlaag gaat en hoort Jumbo de olifant nog roepen: “Hey Jodie, waar ga jij naar toe?” 

“Ik ga……!” Ja, waar ga ik naar toe? Daar heb ik helemaal niet over nagedacht. Ik ken de weg hier niet! Maar hij moet wel onderdak hebben. Hij steekt de weg over en dan: “Toet-toet!” Een grote zwarte auto remt, er roept een man uit zijn raam: “Hé, kun jij niet uitkijken!” Jodie is daar wel van geschrokken. Zijn hart klopt in zijn keel. Hij neemt zich voor om goed op te letten. Dan ziet hij een grasveld met sappig gras en loopt er naar toe. Van al dat rennen heeft hij honger gekregen. Hij begint te eten. Dit gras is veel lekkerder dan het droge hooi dat hij van kermisbaas Bert krijgt.

Ineens wordt er een touw om zijn hoofd gegooid en staan er 3 kinderen voor zijn neus. Hij wil zich los trekken maar dan gaat het touw strakker om zijn hals zitten. Dat doet zeer! Hij hinnikt en schudt met zijn hoofd. De kinderen zeggen: “Je hoeft niet bang te zijn hoor paardje, wij doen je geen kwaad.” Jodie vertrouwt het niet. “Kom, loop maar met ons mee. Ik heet Sam en mijn jongere broertje Dickie en mijn oudere broer heet Bas.”

Jodie vindt het wel leuke kinderen. Ze doen heel aardig tegen hem. Hij besluit om met hen mee te lopen. Dan hoort hij: “Hee, Sam heb jij een paardje gewonnen op de kermis?” 

“Nee, hoor buurman, dit paardje hebben we gevonden. We gaan aan mama vragen of we het mogen houden.”

“Nou daar zou ik maar niet op rekenen. Een paard houden kost heel veel geld.”

Oei, denkt Sam, daar had hij niet op gerekend! Want geld hebben ze thuis niet. Ze hebben zelfs geen geld om naar de kermis te gaan! Hij had gedacht om het paardje bij hen in de wei te laten grazen. Dat is handig. Dan hoeven ze het gras niet meer te maaien. Bas zegt: “Sam, we moeten het paardje verstoppen, want als mama het paardje ziet dan stuurt ze hem naar de politie!”

“Naar de piesie,” zegt Dickie. Hij aait Jodie. Hij voelt iets in de hals van Jodie. “Sam, kijk!” roept hij. Sam kijkt waar Dickie naar wijst.

Het is een medaille met de naam ‘Jodie’ en daaronder staat: ‘Kermispaard Draaimolen Theuns’. Sam zegt: “Hij heet Jodie en hij hoort bij de draaimolen van Theuns!” Jodie schudt met zijn hoofd. “Wat is er Jodie? Wil jij weer terug naar de draaimolen?” 

Jodie schudt nee met zijn hoofd en hinnikt.

“We kunnen Jodie niet terugbrengen. Kijk maar, hij wil niet.” zegt Sam. Jodie knikt.

“Dan moeten we Jodie dus echt verstoppen,” zegt Bas

Samen lopen ze naar het schuurtje achter het huis en binden Jodie aan een boom vast. 

“Sam als jij wat water gaat halen, dan zal ik kijken of ik een deken kan vinden. Anders heeft hij het vannacht koud,” zegt Bas. “En mondje dicht, tegen niemand vertellen!” 

Dickie en Sam doen hun vinger voor hun mond en knikken.

Sam, pakt een emmer in het schuurtje en loopt ermee naar de keuken. “Zo Sam, wat ga je met die emmer doen?” vraagt mama. 

Sam schrikt ervan, hij had mama helemaal niet gezien! “Oh, eh, ik ga de plantjes water geven.”

“Dat is een goed idee! Vooral die in de voortuin want die liggen er maar slap bij.”

Sam slaakt een zucht van verlichting. Dat viel nog niet tegen. Mama heeft niets in de gaten. Hij brengt de emmer naar Jodie en het paardje begint gelijk te drinken. Hij heeft de hele dag nog niet gedronken. Sam heeft een oude deken gevonden en legt die bij Jodie op de grond. Ze geven Jodie allemaal een knuffel en gaan dan naar binnen. Mama heeft het eten al klaar staan. Er wordt niet veel gepraat aan tafel. “Wat zijn jullie toch stil,” zegt mama. “Toch geen verkeerde dingen gedaan? Zijn jullie nog naar de kermis geweest?”

Braaf knikken ze alle drie, ja. 

“Ik heb wat gespaard en ik heb voor ieder vijf euro. Wat vinden jullie daarvan?”

Sam zegt: “Dat hoeft niet hoor mama.”

“Wat zeg je me daar? Willen jullie niet naar de kermis?”

Sam en Bas zeggen beide: “Nee.”

Dickie zegt: “Ikke, paadje rijen.”

Sam schrikt en zegt: “Sssst.”

“Wat is dat Dickie? Wil je paardje rijden?”

Sam kijkt naar Bas en die haalt zijn schouders op.

Dickie pakt mama bij de hand en neemt haar mee naar de schuur. De jongens lopen achter hen aan. Dickie wijst naar Jodie en zegt: “Kijk, paadje, ikke rijen.”

“Bas en Sam, hoe komen jullie aan dit paard? Toch niet gestolen?”

“Nee, we hebben Jodie gevonden. Hij stond gras te eten. Dit is een kermispaard en hoort bij de draaimolen. Maar daar wil hij niet naar toe!” zegt Bas.

“Bas en Sam, jullie brengen dit paard onmiddellijk terug naar de kermis!”

“Oh, mama, mag hij vannacht nog hier blijven, alstublieft!” zegt Sam.

“Geen sprake van! Een paard hoort hier niet thuis, we hebben het zo al moeilijk genoeg!”

“Mama, paadje is lief,” zegt Dickie met tranen in zijn ogen.

“Nou voor deze keer, maar morgenvroeg breng je hem terug. Dat is het eerste wat je morgen doet!” zegt mama.

De jongens knikken verdrietig. Als mama weer naar binnen is zegt Sam: “Maar we kunnen Jodie toch niet terugbrengen? Hij wil helemaal niet terug.” 

Bas zegt: “Je hebt gehoord wat mama gezegd heeft.”

“Ik blijf bij Jodie slapen. Ik bedenk nog wel een plannetje,” zegt Sam.

Hij haalt een deken en een kussen en gaat bij Jodie liggen. Sam gaat bedenken hoe hij Jodie kan redden. Maar hij is zo moe dat hij meteen in slaap valt. Jodie had het allemaal gehoord. De mama die boos was en de kindjes die verdrietig waren. Dit had hij zo niet gewild. Hij had gedacht dat dit leuk was. Dat hij overal naar toe kon. Maar dat is niet zo! Hij mist zijn twee zusjes Bianca en Frieda en hij mist toch ook wel draaimolenbaas Bert. 

Als Jodie de volgende dag wakker wordt is het nog heel vroeg. Hij gaat voorzichtig op zijn benen staan en laat Sam slapen. Zachtjes loopt hij uit de tuin, de straat op. Hij weet wat hij gaat doen: hij gaat terug naar de draaimolen. Daar was hij toch wel gelukkig. Dan is hij weer bij zijn zusjes en hoeft Sam ook geen plannetje te bedenken. Als hij gaat lopen merkt Jodie dat hij de weg terug naar de kermis niet precies weet.

Ondertussen is Sam wakker geworden en ziet dat Jodie weg is. Hij loopt naar binnen en maakt Bas en Dickie wakker. “Jodie is weg! Wat moeten we nu doen?”

Bas springt uit zijn bed, kleedt zich aan en samen met Dickie gaan ze Jodie zoeken.

Jodie is de weg terug aan het zoeken. “Ah, daar is het grasveldje waar ik de jongens voor het eerst zag.” Hij gaat er naar toe en eet nog even van het lekkere malse gras.

Dan hoort hij: “Daar is Jodie, kom Jodie.” 

Jodie ziet Bas, Sam en Dickie op hem af komen. Jodie denkt: “Oei, ik moet nu snel naar de draaimolen toe!”

Hij rent weg en de kinderen rennen achter hem aan. Jodie stopt bij de draaimolen.

Daar staat baas Bert. “Nou krijg ik zeker straf,” denkt Jodie, “baas Bert zal wel heel boos zijn!” 

“Ha, Jodie,” zegt baas Bert, “wat ben ik blij dat je er weer bent. Ik heb je zo gemist!” 

Bianca en Frieda hinniken van plezier, ze zijn blij dat ze hun broertje weer zien.

Bas, Sam en Dickie komen net buiten adem aangelopen. Jodie loopt naar hen toe en geeft ze kopjes. “Zo, hebben jullie Jodie gevonden?” vraagt baas Bert. De jongens weten niet goed wat ze moeten zeggen. Maar als ze zien dat Jodie het goed naar zijn zin heeft bij baas Bert, zegt Sam: “Ja, hij was met ons meegelopen en heeft een nachtje bij ons geslapen.” 

“Nou dan hebben jullie de beloning verdiend.”

“Beloning?” zeggen Bas en Sam.

“Ja, de eerlijke vinder mag alle dagen gratis naar de kermis.”

Wauw, gratis naar de kermis, alle dagen! “Mag mama dan ook komen?” vraagt Sam. 

“Natuurlijk, die is ook welkom.” 

Ze hebben met zijn drieën wel 10 keer samen op Jodie gereden.

Bas, Sam, Dickie en mama hebben een hele leuke kermis gehad, eentje om nooit meer te vergeten.

Wim Verbunt
Verhalenverteller
Foto’s: Bas Haans en Wim Verbunt

About the author

Related Posts