De Schakel
Jeugd
Herfst bij De Beestenboel

Het is november, het waait hard en de regen klettert tegen de ruiten van de boerderij. De bladeren vallen met bosjes uit de bomen. De herfst is in het land; het wordt later licht en eerder donker. De natuur neemt…

Het is november, het waait hard en de regen klettert tegen de ruiten van de boerderij. De bladeren vallen met bosjes uit de bomen.

De herfst is in het land; het wordt later licht en eerder donker. De natuur neemt afscheid van de zomer en bereidt zich voor op de winter. De mensen trekken dikke jassen aan, doen een sjaal om en zetten een muts op hun hoofd. Door het gure weer zijn bijna alle dieren van de Beestenboel in hun stal, ren of kooi. Behalve Knorretje. Hij bezoekt alle dieren van de boerderij en probeert hen een beetje op te vrolijken.

Daarom houdt hij woensdag een voorleesmiddag in de stal voor alle dieren. Ook Ekkie de ekster is erbij.

Als iedereen stil is begint Knorretje te vertellen:

De winterslaap van Egeltje Wijsneus.

Egeltje Wijsneus voelt dat de herfst er aankomt. Hij verzamelt in het bos langs de kant van het pad een hoop bladeren. In die hoop gaat hij zijn holletje maken. Hij zoekt takjes, stengels van varens, droog gras en mos. Als zijn slaapplek klaar is gaat hij slapen: niet één nacht, niet één week maar wel zes maanden! Het is zijn winterslaap. Wijsneus zal pas in maart wakker worden.

 

“Dat zou ik ook wel willen, lekker lang uitslapen,” knort Oink.

“Sssst,” piept Piepertje.

“Ja,” knort Knorretje, “Lang uitslapen lijkt wel fijn. Maar wij houden het misschien één dag vol en dan worden we wakker van honger en dorst. Egeltjes niet. Als ze in hun winterslaap zijn lijkt het wel of ze dood zijn, maar dat zijn ze niet! Ik ga verder met vertellen.”

 

Wijsneus ligt lekker in zijn holletje en zegt: “Dag vogels, dag bloemen, tot over een paar maanden.”

De wind zorgt ervoor dat de berg bladeren, waar Wijsneus onder ligt, alsmaar groter en groter wordt. “Welterusten Wijsneus,” blaast de wind.

 

Marieke en haar broertje Bert maken samen met mama een boswandeling. Ze hebben eikeltjes, mos, bladeren en kastanjes verzameld. Sommige kastanjes hebben hun schil met stekels nog. Als ze straks thuis zijn gaan ze een herfsttafel maken.

Bij een grote hoop bladeren leggen Marieke en Bert de spullen op de grond en duiken er meteen in. Ze gooien de bladeren omhoog en lopen door de vallende bladeren. Ze roepen: “Het is herfst, het is herfst!”

Onder deze berg ligt egeltje Wijsneus te slapen! Hij merkt er niets van en slaapt lekker door. De berg bladeren is helemaal verdwenen. Marieke ziet onder de bladeren een bal met stekeltjes liggen. Ze raapt deze op en loopt er mee naar mama. “Mama kijk eens wat een grote wilde kastanje!”

“Marieke, dat is geen kastanje, dat is een egeltje dat ligt te slapen. Die had zijn holletje in de hoop met bladeren die jullie uit elkaar hebben gegooid.”

“Maar het egeltje beweegt helemaal niet. En ik hoor het ook niet snurken, is hij dood?” vraagt Bert en hij duwt met zijn vingers voorzichtig tegen de stekeltjes van Wijsneus. “Nee, hij slaapt en dat doet hij nog zeker een paar maanden.”

“Kunnen we het egeltje terugleggen?” vraagt Bert.

“Dat kan wel, maar ik weet niet of het hier zo’n verstandige plek is,” zegt mama.

“Zullen we het egeltje meenemen naar huis?” vraagt Marieke.

“Ja mama, mag dat?” zegt Bert.

“Ik denk dat dat verstandig is. Dan maken we een holletje met bladeren in de tuin.”

“Wat eten egeltjes in de winterslaap?” vraagt Marieke

“Eten hoeft hij niet te hebben. Egeltjes hebben een vetreserve dat ze opgebruiken in de winter.”

De kinderen doen bladeren in hun tas en op de bladeren wordt het egeltje gelegd en daarbovenop weer bladeren. Ze verzamelen nog meer bladeren en leggen die achterin de auto, voor straks in de tuin.

“Zullen we hem een naam geven?” zegt Bert.  “Prikkeltje, of Stekeltje?”

“Ik vind Stekeltje wel een mooie naam,” zegt Marieke.

In een hoekje in de tuin ligt nu een grote berg bladeren met daaronder in het midden een holletje voor Stekeltje. Marieke heeft op een plankje geschreven: ‘Hier woont Stekeltje’. Papa heeft het plankje op een paaltje getimmerd en bij de hoop bladeren in de grond gezet.

Ze hebben afgesproken dat ze Stekeltje met rust laten.

De eerste dagen gaan Marieke en Bert nog kijken naar de hoop bladeren.

Maar na een maand zijn ze bijna vergeten dat Stekeltje in hun tuin woont.

Eind december sneeuwt het en als de familie aan tafel zit om te eten zegt Bert: “Hoe zou het met Stekeltje zijn?”

“Zullen we na het eten even gaan kijken?” zegt Marieke.

Ze lopen naar de hoop bladeren, achter in de tuin. Er ligt overal sneeuw, dus ook op de hoop bladeren. Maar ze zien ook dat de hoop bladeren uit elkaar ligt! Voorzichtig zoeken Marieke en Bert in de bladeren naar het holletje van Stekeltje. Ze zien dat Stekeltje er niet meer in ligt. Ze gaan terug naar binnen en vertellen dat Stekeltje weg is. Mama zegt: “Ja dat kan gebeuren. Egeltjes worden wel eens wakker en zoeken dan vaak een ander plekje.” Bert en Marieke gaan weer naar buiten op zoek naar Stekeltje. Bert kijkt rond en ziet sporen in de sneeuw. “Dat is van een kat,” zegt Marieke verdrietig.

“Nee, katten maken niet zulke sporen, misschien is het van Stekeltje!”

Ze volgen samen het spoor in de tuin. Dat gaat helemaal naar het houthok. Marieke roept: “Kom eens kijken, hij ligt hier tussen de houtblokken!”

Mama en papa komen ook kijken. “Hij ligt daar wel droog en uit de wind,” zegt mama, “maar niet goed verstopt.”

Papa heeft een idee: “Zullen we een egelkist maken? Daar ligt Stekeltje veilig in. En als hij wil kan hij daar in de zomer ook wonen.” Samen gaan ze aan de slag. Van een oud kistje maken ze een huisje. Er komt een opening in met een kamertje, dat wordt zijn holletje. Papa boort er luchtgaten in. Bert schildert het kistje groen en Marieke schrijft op de kist: ‘Hier woont Stekeltje’. Nu heeft hij een echt stevig huis. Het wordt achter in de tuin gezet. Voorzichtig legt Bert Stekeltje in zijn holletje, deze is gevuld met droge bladeren. Dan gaat het deksel erop en daarbovenop weer bladeren. Om de beurt wordt het huisje vanuit het keukenraam in de gaten gehouden. Er gebeurt maanden helemaal niets: in januari niet, in februari niet, maar eind maart ziet Bert het snuitje van Stekeltje. Hij kijkt vanuit de keuken met de verrekijker naar het huisje van Stekeltje. Hij ziet dat Stekeltje rondsnuffelt, zijn kraaloogjes glimmen en zijn pootjes zoeken naar wormen en zaadjes.

Bert ziet dat Stekeltje is afgevallen. Hij had gelezen dat een egel wel een kilo gewicht verliest in de winter. Bert en Marieke leggen in de buurt van de kist wat zaadjes en besjes. Heel voorzichtig, zonder Stekeltje bang te maken, proberen ze hem een beetje te laten wennen dat zij ook in de tuin zijn.

Op een dag loopt Stekeltje naar Bert en Marieke toe en zegt: “Dankjewel voor het huisje, ik vind het heel mooi. Ik zal wel vaak weg zijn maar ik kom zeker weer terug.” Marieke vraagt: ‘Moeten wij nog ergens voor zorgen. Of kun je het allemaal zelf wel vinden?”

“Ik kan mijn eten zelf wel vinden, maar wil je het naambordje veranderen. Mijn naam is: ‘Wijsneus’. En ook graag een poortje in de schutting, zodat ik makkelijk op stap kan.”

En zo gebeurt het. Marieke schrijft op het huisje: ‘Hier woont Egeltje Wijsneus’. En papa maakt onder in de schutting een poortje.

Wijsneus, Marieke en Bert zijn goede vrienden geworden.

 

“Zo, dat was het verhaal van Egeltje Wijsneus.” Knorretje doet het boek dicht.

“Dat was een mooi verhaal,” knort Oink

“Wel raar dat een egeltje kan praten, vinden jullie ook niet?” kraait Kukie.

“Ja,” snift Snuitje, “Zoiets gebeurt alleen in verhalen!”

Het was even stil en toen moest iedereen lachen om de grap van Snuitje.

Knorretje belooft elke week een verhaal te vertellen.

En daardoor wordt de herfst en winter een stuk leuker.

 

Illustrator: Marjolein Stok

Verhalenverteller: Wim Verbunt

About the author

Related Posts