De Schakel
Jeugd
Een Paard in het Bos

Een paard in het bos! Bart en Noortje, wonen met mama Wendy in een piepklein huisje in het bos. Bart is elf en houdt van sporten. Noortje, zijn jongere zusje is vier en zingt graag. Op een dag gaan mama,…

Een paard in het bos!

Bart en Noortje, wonen met mama Wendy in een piepklein huisje in het bos.

Bart is elf en houdt van sporten.

Noortje, zijn jongere zusje is vier en zingt graag.

Op een dag gaan mama, Bart en Noortje het bos in om bosbessen te plukken. Ze gaan jam maken. Bart heeft een stapel boterhammen gesmeerd. Die gaan met de appels en een bidon water in de rugzak van mama. Bart zal de emmer dragen voor de bosbessen.

Ze zijn diep het bos ingegaan. De emmer is bijna vol. Onder het plukken zingt Noortje vrolijke liedjes. ‘Twee emmertjes water halen’, ‘1-2-3-4 hoedje van papier’ en ‘de wielen van de bus gaan rond en rond.’

Bij een open plek zegt mama: “Tijd voor onze picknick.”

Ze rolt de deken uit op het gras. Noortje begint weer te zingen en doet er de bewegingen bij: ‘Hoofd schouders knie en teen, knie en teen.’ Bart en mama zingen en dansen mee. Daarna gaan ze picknicken. “De emmer is bijna vol.” zegt Bart.

Mama knikt: “Zullen we nog even hier blijven zitten of gaan we terug naar huis?”

Noortje zegt: “Ik wil paardje rijden!” En ze wijst naar een paard dat verderop staat. Het is een mooi gevlekt paard en helemaal alleen. Als het paard hen ziet schrikt het en wil zich omdraaien. Maar Bart is er snel bij, pakt het paard bij het hoofdstel en houdt hem tegen. “Dat heb je snel en goed gedaan Bart,” zegt mama.

Ze loopt er samen met Noortje naar toe, laat haar hand besnuffelen en geeft een klopje in de nek. “Dit is nog een jong paard. Het is een tinker. Kijk maar naar de lange flossen om zijn benen.”

Mama heeft vroeger veel paard gereden en hielp vaak mee op de manege. Het paard wordt kalm door de aanrakingen en de rustige stem van mama. “Wat een mooi paard! Waar zou zijn baasje zijn?” zegt Bart.

Nergens was er iemand te zien. Mama zegt: “Dit paard is weggelopen, we kunnen het hier niet achter laten.”

“Weet je wat,” zegt Bart, “we nemen hem mee naar ons huisje.”

Mama zoekt een touw in de rugzak. Jammer geen touw. Dan haalt ze de veter uit haar rugzak. Deze bindt ze aan het hoofdstel vast. “Zo kunnen we het paard wel meenemen.”

Ze trekt aan de veter. Maar hoe ze ook trekt, het paard loopt niet mee. Wat is er toch aan de hand? Noortje wijst naar het linkerbeen van het paard. Daar zit een doornentak en er komt bloed uit. Als mama de doornen eruit wil trekken protesteert het paard en wil gaan trappen. “Ik denk dat we eerst zijn been moeten verzorgen, dan zal hij wel weer lopen. Ik ga thuis een emmer water en wat doeken halen.”

Bart en Noortje blijven bij het paard.

Mama loopt snel naar huis om de spullen te pakken. Bart en Noortje gaan gras plukken voor het paard. Ze zorgen dat het genoeg gras krijgt om te eten en water uit de bidon om te drinken. “Noortje, zullen we het paard een naam geven?”

Noortje knikt: “ja”.

Bart begint namen op te noemen: “Bas, Alano, Flash.”

Maar telkens schudt Noortje: “Nee!”

“Zullen we het dan Vlekje noemen?”

“Ja, Vlekje, dat vind ik een mooie naam.”

Dus het paard heeft een naam: Vlekje.

Ondertussen is mama bij het huisje om de spullen te pakken: emmer water, zeep, doeken. Ze neemt alles mee en wil weer zo snel mogelijk terug naar haar kinderen en het paard. Als ze het pad op loopt struikelt ze over een boomwortel. Alles valt uit haar handen en haar enkel doet erg zeer. Ze doet haar sok omlaag en ziet een grote bult op haar enkel. Ze probeert op te staan maar dat doet te zeer. Dan begint mama te huilen. Hoe moet dat nou, ik hier met een zere enkel en Bart en Noortje bij het paard in het bos?

Opeens hoort ze een stemmetje: “Hallo, waarom huil je zo en waarom ligt alles zo op de grond?”

Wendy kijkt op maar ziet niemand. “Wie roept daar?” zegt Wendy.

“Ikke, hier beneden.”

Wendy kijkt naar de grond en ziet daar een kabouter staan, met een rode muts. “Hallo, ben jij een kabouter? Maar jullie bestaan toch helemaal niet!”

“Oei,” zegt de kabouter “ik zou toch denken dat ik er toch écht wel ben! Ik zal me eens voorstellen. Ik heet Bolius en ik woon vlakbij jullie huisje. Ik weet wie jij bent. Jij heet Wendy en je bent de mama van Bart en Noortje. Ik heb je vaak horen zingen.”

“Ja, dat klopt, maar ik heb nog nooit een kabouter gezien!”

“Dat is ook de bedoeling. We zijn er wel maar als het niet nodig is dan zie je ons niet.”

“Kabouter Bolius ik heb mijn enkel zeer gedaan. Bart en Noortje zitten in het bos met een paard dat zijn been heeft bezeerd en nu kan ik er niet naar toe!”

“Dat lossen wij wel op. Ik zorg dat kabouter Kraak jouw enkel beter maakt. Dan ga ik naar Bart en Noortje.”

Wendy vindt het maar raar, maar weet niet hoe het anders zou moeten.

Bart en Noortje vinden wel dat het lang duurt voordat mama terug is. Noortje begint zachtjes te huilen. Ze mist haar mama. Ze had samen met Bart al een paar liedjes gezongen. Om de aandacht af te leiden gaat Bart gekke gezichten trekken en rare geluiden maken. Noortje moet daar om lachen. Zelfs Vlekje hinnikt van plezier. Dan horen ze een stemmetje: “Hallo Noortje en Bart!”

Maar waar komt dat stemmetje vandaan? Noortje ziet Bolius het eerst tikt Bart aan en wijst naar Bolius. Hij zit op de rug van een konijn en heeft een tas met spulletjes bij zich. “Wow een echte kabouter,” zegt Bart. Bolius vertelt over de enkel van mama. Hij is nu hier om Vlekje te helpen. “Vlekje ga eens liggen.”

Vlekje gaat braaf liggen. Bolius kijkt naar het linkerbeen. Hij wil met een tangetje de doorns eruit halen, maar dat lukt niet. Dan zegt Bart: “Zal ik het eens proberen?”

Bolius knikt. De handen van Bart zijn echter te groot voor het tangetje van Bolius. Hij trekt voorzichtig met zijn handen de doorns eruit. Bolius maakt het verder schoon en smeert er een zalfje op. Hij vraagt aan Bart om er een verbandje omheen te draaien, want zo’n been is voor een kabouter echt te groot. Het zalfje werkt snel. Vlekje staat binnen de kortste keren weer op en trappelt van ongeduld om te gaan lopen. Bolius zegt tegen Bart en Noortje: “Klim er maar op.”

Bart tilt Noortje erop en klimt er dan zelf op Vlekje. Bolius klimt op zijn konijn. Vlekje loopt achter Bolius aan.

Vlekje zet het op een drafje en ze zijn zo weer bij hun huisje in het bos. Daar is mama ook al weer op de been. Maar waar zijn kabouter Kraak en Bolius? Ze willen hen bedanken! Nergens te zien. Nou, het is gelukkig goed afgelopen. Nu moeten ze nog weten van wie Vlekje is. Mama zegt: “Ik denk dat Vlekje zelf wel de weg weet. Laten we hem maar volgen.” Noortje mag op Vlekje zitten en mama en Bart lopen er naast. En ja hoor Vlekje weet de weg: hij loopt over kleine bospaadjes, bruggetjes en zandweggetjes.

Na een tijdje komen ze bij een boerderij. Vlekje hinnikt drie keer en er komt een mevrouw naar buiten. “Oh wat fijn, Djessy is terug.” Ja, je begrijpt wel dat Vlekje eigenlijk Djessy heet. De mevrouw is erg blij want Djessy is wel 2 dagen weggeweest. Het is het paard van Marloes. Marloes was zo verdrietig dat ze er ziek van werd. Noortje loopt snel naar binnen en ziet Marloes in bed liggen. “Hoi Marloes, we hebben Vlekje gevonden. Hij had zijn been bezeerd en toen kwam er een kabouter en die heeft ons geholpen.”

Marloes kijkt heel verbaasd maar begrijpt al snel dat ze het over Djessy heeft. Marloes is blij en niet ziek meer. Ze gaat snel naar buiten en knuffelt Djessy en Djessy hinnikt van blijdschap. Marloes vertelt dat Djessy onder de omheining doorgekropen was. Nu heeft papa er voor gezorgd, dat dat niet meer kan gebeuren.

Noortje, Bart en mama blijven nog even op de boerderij. Daarna gaan ze terug naar hun huisje. Maar ze spreken wel af dat ze nog eens op bezoek komen op de boerderij. Dan kan Noortje op Djessy rijden. Djessy is nog maar twee jaar oud en is nog te klein om grote kinderen op haar te laten rijden. Kabouter Bolius en Kraak, die hebben ze nooit meer gezien! Of toch wel? Noortje ziet de kabouters wel eens lopen. Ze zegt daar niets over tegen de anderen, haar geheimpje sssst!

De volgende keer dat ze met zijn allen op bezoek gaan bij Marloes en Djessy hebben ze een pot bosbessenjam bij, dat is lekker!

Wim Verbunt
Verhalen verteller

Met dank aan:
Marloes en Djessy
Rienpoortvliet museum voor gebruik van de beeltenis van David de Kabouter

 

 

 

 

About the author

Related Posts

Bezorging

Patric de Brouwer
bezorging@schakel-nu.nl

Vragen/opmerking?
Neem contact met ons op