De Schakel
Jeugd
Kerstverhaal: Toch nog Kerst

Maarten is acht jaar, hij zit in groep 4 op basisschool Berkeloo. Het is bijna Kerstmis en de juffrouw heeft in de klas het verhaal voorgelezen van Jozef, Maria en kindje Jezus. Kindje Jezus werd geboren in een stal, want…

Maarten is acht jaar, hij zit in groep 4 op basisschool Berkeloo.
Het is bijna Kerstmis en de juffrouw heeft in de klas het verhaal voorgelezen van Jozef, Maria en kindje Jezus.
Kindje Jezus werd geboren in een stal, want er was voor hem en zijn papa en mama geen plaats om ergens anders te slapen.
Maarten snapt daar niks van, er is toch altijd wel plaats!
Hij weet zeker als Jozef en Maria bij hem thuis aanbellen, ze een plaatsje zouden krijgen.
Maarten heeft met Sinterklaas lego gehad en vandaag gaat hij een huis bouwen voor Jozef en Maria en een bedje voor het kindje Jezus.
Het wordt een heel mooi huis, met een keuken en een kachel en ook een bed voor Jozef en Maria en een stal voor de ezel.
Mama zegt: “Maarten wat kun je toch mooi bouwen, jij gaat straks zeker in de bouw werken.”
Maarten knikt en zegt: “Ja en dan ga ik huizen bouwen voor mensen die geen huis hebben, die anders in een stal moeten slapen.”
“Dat vind ik lief van je Maarten, dat jij aan andere mensen denkt.”
Maarten zet zijn huis op de vensterbank, zodat de mensen die voorbij lopen het kunnen zien.
Hij zet er een briefje bij waarop staat: ‘Huisje voor Jozef en Maria en kindje Jezus.’

De volgende dag gaat Maarten naar school en denkt niet meer aan zijn legohuis.
Vanmiddag na school komt Dawid bij hem spelen.
Dawid is zijn beste vriend, hij komt uit Polen en spreekt heel goed Nederlands.
De vader van Dawid werkt in de bouw en zijn moeder werkt in de bibliotheek.
Dawid ziet het huis op de vensterbank staan en zegt: “Dat is een mooi huis, zullen we nog meer huizen bouwen.”
Dat vindt Maarten een goed idee.
Een uur later zijn alle legosteentjes op.
Maarten heeft nog twee kastelen en een garage en samen met Dawid maken ze daar een stad van.
Ze schrijven een briefje met daarop: ‘Drie huizen, twee kastelen, een flat en een garage, plaats voor iedereen!’ Ze zetten dat briefje op de vensterbank.
Daarna gaan Dawid en Maarten nog even televisie kijken.
Papa komt thuis ziet het allemaal en zegt: “Wat zijn jullie goed bezig geweest, wat een mooie stad hebben jullie gebouwd.”
Na het eten kijkt Maarten naar het Jeugdjournaal. Het gaat over Syrië; met de winter voor de deur wordt het voor Syrische kinderen steeds moeilijker om in leven te blijven.
Maarten ziet kinderen en mama’s in tenten zitten in de sneeuw, hij snapt er niets van.
Dat kan toch niet, dat is veel te koud voor hen!
Laura van het Jeugdjournaal zegt ook: “Als hier niet gauw iets aan gedaan wordt, dan loopt het helemaal fout af!”
Kon hij deze mensen maar helpen, maar hij weet echt niet hoe!
Die mensen zijn te ver weg.

Om half acht gaat Maarten naar bed en denkt nog even na over de vluchtelingen en gaat dan slapen.
“Tringggg, Tringggg, Tringggg!”
Er wordt aan de voordeur gebeld, wel drie keer.
Maarten hoort de bel en hij vindt het vreemd dat papa of mama niet open doen.
Hij doet zijn sloffen aan en gaat zelf naar beneden en opent de voordeur.
Het sneeuwt en de koude wind waait de sneeuw naar binnen.
Er staan wel tien grote mensen en vijf kinderen voor de deur.
Een meneer vraagt: “heeft u voor ons een huis?”
De meneer wijst naar het briefje voor het raam.
Maarten zegt: “Kom maar binnen.”
De mensen doen hun jassen en schoenen uit en gaan de huiskamer binnen.
Er is een baby’tje bij dat huilt, een moeder probeert het met wiegen rustig te krijgen.
Maarten zegt: “Gaan jullie maar zitten, dan haal ik voor jullie wat eten en  drinken.”
Iedereen krijgt van Maarten eten en drinken en het baby’tje krijgt warme melk.
De meneer vraagt: “Heeft u voor ons een huis? Wij hebben het koud en hebben geen dak boven ons hoofd.”
“Ik heb drie huizen en een flat van lego, twee kastelen en een garage. Maar daar kunnen jullie toch niet in wonen!” zegt Maarten.
De meneer lacht en zegt: “Alles is goed, als er maar een dak op zit en lekker warm is, waar is het?”
Maarten wijst naar zijn speelgoedhoek.
Daar staat zijn stadje dat hij samen met Dawid gebouw heeft.
De meneer lacht en zegt: “U bent een goede jongen.”
Als iedereen zijn brood en drinken op heeft gaan ze naar het stadje van Maarten.
De lichtjes in de huisjes gaan aan, iedereen gaat naar binnen.
Vijf minuten later zijn alle lichtjes uit en iedereen slaapt.
Maarten snapt er niets van, hij ruimt alles op en zet de schoenen keurig op een rijtje en zegt: “Welterusten!” en gaat dan zelf ook slapen.

De volgende dag wordt Maarten wakker en denkt: “Heb ik nou gedroomd of was het echt?”
Hij gaat meteen naar beneden om te kijken of de mensen nog in zijn stad wonen.
Maar nee, er is niemand. Hij zegt dan tegen zichzelf: “Maarten dat was een mooie droom.”

Op school vertelt hij aan Dawid wat hij de afgelopen nacht gedroomd heeft.
Dawid luistert niet naar Maarten, hij is erg stil.
“Wat is er Dawid, je bent zo stil?” vraagt Maarten.
“Mijn papa moet terug naar Warschau, naar mijn oma, zij is erg ziek! Mama en ik kunnen niet mee, want er is geen plaats in het vliegtuig.”
“Oei, dat is niet leuk!” Hij slaat een arm om zijn vriendje om hem te troosten.
Dawid begint dan te huilen en zegt: “Dit wordt geen leuke kerst voor ons! Papa in Polen en mama en ik alleen hier!”
Maarten probeert Dawid wat op te vrolijken en zegt: “Misschien wordt je oma gauw beter en dan is je papa zo weer terug!”
Dawid knikt en samen lopen ze de school binnen.

De volgende dag vraagt Maarten aan Dawid: “En hoe gaat het met je oma?”
Dawid trekt zijn schouders op en zegt: “Het gaat wel, papa was gisterenavond bij oma en heeft toen meteen naar ons gebeld! Oma heeft medicijnen gekregen en het gaat al beter, maar of papa al terug kan is niet zeker!”
Het is vandaag in de klas van Maarten en Dawid kerstfeest met lekker eten en kerstliedjes zingen.
Iedereen mag een kerstwens uitspreken.
Dawids wens is: “Ik hoop dat oma gauw weer beter wordt.”
De wens van Maarten is: “Ik hoop dat Dawid met zijn mama en papa samen kerst kunnen vieren.”

Dan begint de kerstvakantie en Maarten en Dawid gaan samen bij Maarten spelen.
De mama van Dawid heeft opgebeld en gevraagd of Dawid wat vaker mag komen spelen. De mama van Maarten vind dat prima.

Het is zondag en morgen is het kerstmis, Maarten zit een beetje sip te kijken in de bank.
Mama vraagt: “Wat is er, waarom kijk je zo verdrietig?”
“De papa van Dawid is nog steeds in Polen en Dawid en zijn mama zijn nu alleen en ze hebben zo helemaal geen leuk kerstfeest.”
“Weet je wat je doet, je vraagt of Dawid met zijn mama bij ons kerstfeest komt vieren.”
“Wauw,” dat vindt Maarten en leuk idee en zegt: “Zie je wel, wij hebben wel plaats in onze herberg!”
Mama moet daar erg om lachen!
Hij belt Dawid en vertelt wat mama heeft gezegd.
Dawid zegt: “Dat is fijn.  Weet je wat ook fijn is: het gaat met oma al veel beter. Maar of papa al terugkomt, dat weet ik niet, hij wilde bij oma het kerstfeest vieren, nu hij er toch is.”

Om elf uur is Dawid met zijn moeder bij Maarten.
De moeder van Dawid heeft een lekkere pruimentaart gebakken.
De taart wordt in stukken verdeeld en lekker opgegeten. Zo is het voor Dawid en zijn moeder ook kerstmis.
Daarna gaan ze met zijn allen naar de Drunense Duinen, even lekker met de slee naar beneden roetsjen en sneeuwballen gooien.
De papa van Maarten krijgt veel sneeuwballen, hij ziet helemaal wit!
’s Middags lekker soep met een broodje.
De vader van Maarten heeft Poolse kerstmuziek opgezocht. Bij het horen van de Poolse kerstliederen beginnen Dawid en zijn moeder hardop mee te zingen.
Ook Maarten zingt samen met zijn vader en moeder Nederlandse kerstliedjes, over de herdertjes en “Midden in de winternacht.”
Buiten is het koud en sneeuwt het, maar binnen is het gezellig en warm.
’s Middags tegen vijf uur gaan ze aan tafel.
Maarten en Dawid zitten naast elkaar en de beide mama’s zitten ook naast elkaar.
Aan het hoofd van de tafel zit papa.
Voordat ze beginnen met eten zegt papa: “We hopen dat de oma van Dawid gauw beter wordt en dat de papa van Dawid zo weer terug is in Nederland. Laten we even stil zijn voor ieder zijn eigen gedachten.”

Maarten wil net iedereen smakelijk eten wensen en dan “Tringgg, tringgg, tringgg…”  gaat de bel!
“Oei,” zegt Maarten, “als er maar weer niet mensen voor de deur staan die een slaapplaats zoeken!”
Papa gaat open doen en komt later binnen met… de papa van Dawid!
Hij zegt in het Pools: “Wesołych Świąt Bożego Narodzenia” dat betekent: “Zalig Kerstfeest!”
Natuurlijk is er ook voor de papa van Dawid plaats, tegenover de papa van Maarten.
Er wordt een bord bij gepakt en bestek. Het drinken wordt ingeschonken en samen brengen ze een toost uit op een mooie kerst!

Vrolijk Kerstfeest!

Met dank aan Pepijn voor de geschreven briefjes.
Wim Verbunt
Verhalenverteller

About the author

Related Posts