De Schakel
Jeugd
De vloek van Barend Brul

JEUGD: Leesverhaal groep 5 (8 jaar) Bram en Pepijn en de vloek van Barend Brul. Pepijn zit in groep 5 van basisschool Berkeloo in Berkel-Enschot. Zijn neef Bram zit in groep 3 van Basisschool de Wichelroede in Udenhout. Zij vinden het…

JEUGD: Leesverhaal groep 5 (8 jaar)

Bram en Pepijn en de vloek van Barend Brul. Pepijn zit in groep 5 van basisschool Berkeloo in Berkel-Enschot. Zijn neef Bram zit in groep 3 van Basisschool de Wichelroede in Udenhout.


Zij vinden het leuk om spoorzoekertje te doen. Aan het eind van de speurtocht is er altijd een schatkist met sieraden en… snoep erin!

Het is vandaag woensdag. Pepijn komt vanmiddag bij Bram spelen, hij brengt zijn fiets mee.

Het is lekker weer en Bram zegt: “Mama, ik ga met Pepijn een eindje fietsen.”

“Dat is goed,” zegt mama, “als jullie maar niet oversteken en op de stoep blijven!”

Bram en Pepijn beloven dat. Ze fietsen richting de Slimstraat door de Drieshof en komen bij de Boomgaardstraat uit. Op dat moment staat daar de stadsbus. Een grote meneer met een zwarte baard en een hoed, stapt in. Maar net voordat hij instapt, laat hij iets vallen. Bram ziet dat, loopt er naar toe en raapt het op. Bram wil het aan de meneer geven, maar de deuren gaan dicht en de bus rijdt weg!

Pepijn zegt: “Het is een opgerold stuk papier, met een rood lintje.”

“Kom dit gaan we thuis bekijken.” Samen fietsen ze terug naar het huis van Bram.

Mama heeft voor hun drinken en een koek klaar gezet.

Ze nemen hun drinken en koek mee naar de slaapkamer van Bram. Pepijn pakt het rolletje papier, haalt het lintje eraf en rolt het open. Samen bekijken ze het stuk papier.

“Er staat niets op!” zegt Pepijn.

Ze houden het nog eens tegen het licht, maar ze kunnen niets ontdekken.

De jongens laten het papier op de grond liggen en gaan spelen.

Bram pakt een bal en gooit die over naar Pepijn. Dat gaat even goed totdat Pepijn de bal tegen de beker met ranja gooit. Die valt om op het papier!

Bram pakt het papier op en zegt: “Hé, wat gek, ik zie nu lijnen en kleuren op het papier en woordjes en een doodshoofd!”

“Wow, zou het een schatkaart zijn van een piraat!” zegt Pepijn.

“Ja,” zegt Bram, ”ik denk het wel!”

Bram legt de kaart op de verwarming om te drogen en haalt een doekje om de ranja op te doen. Als de kaart opgedroogd is zien de jongens geen lijnen meer en ook geen doodshoofd. “Pepijn, dit is ons geheim,” zegt Bram, “ik zal aan opa vragen of hij naar de kaart wil kijken, hij weet veel van schatten!”

“Maar dan mag opa het ook aan niemand verklappen!” zegt Pepijn.

De volgende dag vraagt Bram of hij bij oma en opa mag eten. Papa vindt het goed. Bram belt oma en opa en die vinden het ook goed.

Als Bram binnenkomt, zegt hij meteen: “Opa ik heb iets speciaals, wil je daar naar kijken.”

“Oh, is er iets kapot?”

“Ja, zoiets.”  Bram en opa gaan naar het  schuurtje en daar laat Bram zijn schatkaart zien en vertelt opa wat hij samen met Pepijn had ontdekt.

Opa bekijkt de kaart en zegt: “Dit is een speciale kaart, dit is geen papier maar perkament! Dat gebruikten ze vroeger voor boeken en ook voor kaarten. Getver de kaart plakt helemaal!”

Bram zegt: “We durfden de kaart niet schoon te spoelen, We waren bang dat het papier dan stuk zou gaan!”

“Nou, perkament is gemaakt van geitenhuid, dat gaat niet zo gemakkelijk stuk hoor!”

Opa spoelt het perkament af, zodat het minder plakt. Doordat het nat is verschijnt de plattegrond weer, met de rode lijnen en het doodshoofd.

Ze zien de naam Udenhout, Strijdhoef kasteel en de datum 18 maart 1862 staan. Opa zegt: “Dat is kasteel de Strijdhoef en hier staat geschreven: ‘Udenhout’.” Vanuit het kasteel is er een rode lijn getekend die helemaal doorloopt naar de duinen en op de kaart staat de naam geschreven: ‘Barend Brul’!

Opa vertelt dat Barend Brul, 150 jaar geleden, een grote boef was die bij rijke mensen geld stal en gaf aan de armen.

“Dan was het een boef met een goed hart!” zegt Bram, “de rode lijn gaat van het kasteel naar een rood kruis in de duinen, zou daar een schat liggen?”

“Dat zou best kunnen, maar als het begraven is in het duinzand dan vind je het meestal nooit terug, de duinen veranderen telkens. Dit is een kaart die 150 jaar oud is toen zagen de duinen er heel anders uit dan nu!”

Bram zegt: “Maar we kunnen toch proberen te zoeken!”

“Natuurlijk, dat gaan we ook doen, maar mondje dicht!”

“Ik vind dat moeilijk, ik kan niet goed geheimen bewaren.”

“Nou Bram dan zeg je toch gewoon met een grote lach dat je een schatkaart hebt! Iedereen zal denken dat jij een grapje maakt.”

Bram lacht en zegt: ”Wat ben jij toch een slimme opa. Mag Pepijn ook mee?” “Natuurlijk hij hoort erbij!”

‘s Avonds belt Bram, Pepijn op, hij vertelt wat er op de kaart staat en over rover Barend Brul. “We kunnen morgenmiddag met opa naar de duinen gaan en daar gaan zoeken!” Dat vindt Pepijn wel spannend en wil zeker mee. “Zullen we dan onze piratenkleren aandoen?” vraagt Pepijn.

Dat vindt Bram een super idee!

Bram is de hele ochtend zo druk dat de juffrouw vraagt: “Wat is er toch met je aan de hand?”

Bram zegt met een grote lach: “Wij hebben een schatkaart gevonden en we gaan met opa vanmiddag in de duinen de schat zoeken.”

“Oh, maar dat is leuk, breng je de schat dan maandag mee?” vraagt de juffrouw.

Bram knikt. Om half een vliegt hij naar buiten.

Pepijn is om half twee bij Bram, in zijn piratenpak. Opa haalt de twee piraten met de auto op en zo gaan ze samen naar de duinen. Opa heeft de kaart twee keer gekopieerd.

“Dan hoeven we de kaart niet nat te maken,” zegt opa.

Samen lopen ze de duinen in maar hoe ze ook zoeken, ze vinden geen aanwijzing waar de schat zou kunnen liggen.

Opa stelt voor: “Als jullie met zijn tweeën links zoeken dan loop ik naar rechts. Laten we afspreken dat we elkaar over een half uur weer opzoeken.”

Opa geeft Bram de gekopieerde kaart. Pepijn heeft de echte kaart in zijn rugzak gestopt.

“Ik zal pijlen zetten hoe we lopen, dan kun je ons altijd terug vinden,” zegt Bram tegen opa.

De jongens lopen eerst een stuk naar links en willen dan in een grote boog teruglopen. Dan zien ze in de bossen een man lopen met een hoed en een zwarte baard!

Pepijn stoot Bram aan, “dat is de meneer van de stadsbus!”

Ze zien dat hij ook aan het zoeken is en hij kijkt er heel erg verdrietig bij.

Bram en Pepijn willen zich verstoppen, maar de meneer heeft hun al gezien!

Hij loopt op de jongens af en zegt vriendelijk: “Jullie zien er gevaarlijk uit, echte piraten! Kan het zijn dat ik jullie woensdag bij de stadsbus gezien heb?”

“Ja,” zegt Bram een beetje bang, “dat klopt, u had iets laten vallen en we wilden het aan u geven, maar de bus reed net weg!”

“Hebben jullie de kaart!?” vraagt de meneer.

“Ja,” zegt Pepijn, “ik heb hem hier in mijn rugzak en wij weten wat erop staat!”

De meneer is blij, “mag ik de kaart hebben?”

“Ik wil eerst weten wie u bent,” zegt Bram.

“Ik heet Barend!”

“Barend Brul!” vraagt Bram met grote ogen.

“Ja, Barend de vijfde. Hoe weten jullie dat?”

“Dat staat op de kaart,” zegt Bram en hij laat het kopie zien. Barend kijkt er naar en ziet daar zijn naam staan.

Hij knikt en zegt: “Mijn betbetovergrootvader was een rover, hij stal geld van de rijken en gaf het aan de armen. Één keer had hij zich vergist. Hij dacht dat hij een rijke vrouw had beroofd. Maar het was Sofie de dienstmeid van Barones Dopff van kasteel Strijdhoef. Zij moest, van de barones, een kist met geld naar de kerk brengen. Barend had dat geld afgepakt maar hij wist toen niet dat het de dienstmeid was die het geld bij zich had! Sofie kreeg de schuld dat het geld kwijt was. De barones geloofde niet dat Barend haar had beroofd! Sofie werd opgepakt. Barend hoorde later wat er gebeurd was en vond dat zo erg dat hij naar het kasteel ging. Hij wilde schuld bekennen zodat Sofie weer vrij kwam. Maar onderweg naar het kasteel vertelde ze hem dat Sofie verstopt was in de duinen en dat niemand haar terug zou vinden. Hij is toen meteen naar de duinen gegaan om te kijken of hij nog sporen kon terugvinden. Barend had de bergplaats van Sofie snel gevonden. Hij vond in het duinzand een zwaar luik. Hij bonkte op het luik en hoorde toen Sofie roepen: “Haal me eruit, ik ben onschuldig!”

Maar hoe Barend ook aan het luik trok, hij kreeg het luik niet open.

Sofie riep: “De barones heeft een toverspreuk gebruikt, als je die opzegt dan gaat het luik open!”

Barend riep: “Ik haal je eruit, al kost het me mijn leven zowaar heet ik Barend Brul!”

Hij had een kaart gemaakt, zodat hij de kelder gemakkelijk kon terugvinden. Hij moest nu een plan bedenken hoe hij achter de toverspreuk kon komen. In Udenhout kreeg hij te horen dat de barones in haar slaap praat, de dienstmeisjes maakten daar vaak zelfs grapjes over. Daarom ging Barend inbreken bij het kasteel. Hij had zich verstopt in de slaapkamer van de barones. Toen die ging slapen hoorde hij haar telkens dezelfde zin zeggen. Barend schreef die op de achterkant van de kaart. De volgende dag ging hij samen met zijn zoon Barend de Tweede terug naar de duinen om Sofie te bevrijden. Toen hij bij het luik was en de spreuk wilde op lezen, kwam van achter de bosjes de veldwachter! Die wilde Barend arresteren. Maar Barend trok zijn mes en de veldwachter schoot toen Barend dood.

Net voordat hij dood ging kon Barend tegen zijn zoon zeggen: “Pas goed op de kaart, de spreuk staat achterop, doe het tegenovergestelde om deze te lezen!”

Barend de Tweede nam de kaart mee naar huis, maar er stond niets op de kaart! Geen spreuk en geen tekening! Hoe kon hij dan het tegenovergestelde doen? De kaart bleef in de familie en het verhaal werd doorverteld. Ik kreeg de kaart van mijn vader. Maar ik kon er ook niets mee, want er stond niets op! Dit was allemaal gebeurd op 18 maart 1862. Elke keer als het 18 maart is komt Barend bij zijn familie spoken dus nu ook bij mij.

Telkens roept hij huilend: “Laat Sofie vrij, laat Sofie vrij!” Dat wil ik nu gaan doen, Sofie bevrijden. Als ik mijn kaart terugkrijg dan kan ik gaan zoeken. Ik ben heel blij dat jullie ontdekt hebben hoe je de kaart kunt lezen.”

Wow, dat vinden Pepijn en Bram wel een geweldig spannend verhaal.

Bram zegt: “Wij kunnen wel meehelpen zoeken, vier weten meer dan één!”

“Ja, dat klopt zegt Barend, maar wie is nummer vier?”

“Dat is opa. Hij zoekt aan de andere kant van de duinen. Ik heb pijlen uitgezet op de grond en als het goed is kan hij ons zo vinden.”

“Oké, dan wachten we even op jouw opa,” zegt Barend. “Ik weet nog niet hoe jullie heten!”

“Ik heet Bram.”

“En ik heet Pepijn.”

Pepijn wil de kaart aan Barend geven, hij doet zijn rugzak open maar de wind blaast tegen de kaart en de kaart vliegt de lucht in! Barend en de jongens lopen achter de kaart aan, een heel stuk verder de duinen in.

Gelukkig kan Pepijn hard rennen en hij zo de kaart goed volgen. Barend en Bram lopen achter Pepijn aan. Ineens midden in de duinen valt de kaart op de grond! Barend, Pepijn en Bram lopen er hijgend naar toe.

Barend zegt: “Dat is vreemd, dat die kaart zomaar op het zand valt!”

“Heeft de kaart ons de weg gewezen, naar Sofie?” vraagt Bram.

“Als dat zo is, dan is dat wel geweldig!” zegt Barend.

Pepijn haalt uit zijn rugzak twee scheppen en is al aan het graven. Bram en Barend helpen mee. Bram stopt met graven en zegt: “Ik voel hier iets hards.”

Vlug schuiven ze met zijn drieën het zand weg.

Ja, daaronder was een groot houten luik.

“Dat moet het luik zijn,” zegt Barend blij, “maar nu moet het luik nog open!”

Barend probeert met het schepje het luik open te krijgen maar… krak de schep breekt af!

“We moeten de spreuk op de kaart tevoorschijn laten komen!” zegt Bram.

“Misschien is het wel met hele kleine letters geschreven!” Bram wil zijn waterfles pakken. Dan ziet hij zijn opa hijgend en puffend aankomen lopen!

Bram zwaait en  roept: “Hee, opa!”

Als opa dichterbij is fluistert Bram: “We hebben de plaats van de schat gevonden.”

Opa gaat in het zand zitten en zegt: “Zozo, dat was me een speurtochtje wel! Ik volgde de pijlen en ineens waren er geen pijlen meer! Maar jullie hebben de plaats van de schat gevonden, wat geweldig!

Ik zal me even voorstellen aan die meneer, ik ben opa Wim, de opa van Bram en Pepijn.”

“Ik ben Barend Brul de vijfde, Bram en Pepijn helpen mij met de schat zoeken.” Barend vertelt aan opa het hele verhaal van Barend Brul en Sofie. Bram en Pepijn vertellen aan opa hoe ze bij de schat zijn gekomen.

“Nou dat is een mooi verhaal, maar wat zei Barend tegen zijn zoon?”

“De spreuk staat achterop doe het tegenovergestelde.”

“Oei, dat is een moeilijk raadsel,” zegt opa, “het tegenovergestelde van wat?”

Bram zegt: “De kaart konden we lezen omdat die nat werd.”

“Wat is het tegenovergestelde van water?” vraagt opa.

“Vuur!” zegt Barend.

“Precies,” zegt Pepijn, “we moeten de kaart in brand steken!”

“Ja natuurlijk, het tegenovergestelde van water is vuur!” zegt Barend.

“Denk erom, we kunnen dit maar één keer goed doen!” zegt opa, “we moeten wel weten wat de achterkant van de kaart is.”

“Oh, dat is niet zo moeilijk” Bram pakt zijn waterfles en laat een paar druppels vallen op de kaart, ze zien dat de naam ‘Drunensche Duinen’ tevoorschijn komt.

“Nou dan is dat de voorkant, draai het papier maar om dan houd ik er een lucifer onder,” zegt Barend.

Barend steekt de kaart aan en even later dansen in de vlammen de woorden:

‘Zeg driemaal 1-2-3 en dan ga je open’

“Wow, het is echt waar!”roept Bram. Ze geven elkaar een high five en een boks. Barend zegt met

trillende stem:  “Eindelijk kan ik Sofie bevrijden!”

Barend roept: “1-2-3, 1-2-3, 1-2-3!” … Maar er gebeurt niets, het luik blijft gewoon gesloten. Daar schrikken ze wel van, zou de spreuk niet meer werken? Of is er toch iets verkeerds gezegd?

Bram zegt: “Misschien moet je wel de hele zin driemaal zeggen!”

“Ja, dat zou best eens kunnen Bram, goed opgemerkt,” zegt opa.

Barend gaat nog eens voor het luik staan en zegt dan plechtig: “1-2-3 en dan ga je open, 1-2-3 en dan ga je open, 1-2-3 en dan ga je open!”

Met een luid gekraak gaat het luik vanzelf open! Meteen daarna horen ze een luid gesis en komt er uit het gat een vrouw, helemaal doorzichtig. Zij zegt met zachte stem: “Dag Barend kom je me eindelijk bevrijden, ik heb zolang op jou gewacht!” Barend zegt: “Wat Barend Brul beloofd doet hij ook, ook al is het na 150 jaar!” “Dank je wel kinderen, opa en Barend, nu kan ik weg, tot ziens!”

Sofie vliegt omhoog, Barend, de kinderen en opa kijken haar na totdat ze haar niet meer zien. “Kom,” zegt Pepijn “Laten we eens in dat gat kijken of er een schat ligt!” Maar Barend houdt Pepijn tegen en zegt: “Dat lijkt me niet verstandig, daar binnen is het niet pluis!” Meteen nadat Barend dat heeft gezegd, valt met een klap het luik weer dicht en met donderend geraas zakt het helemaal onder het zand.

Pepijn springt een meter in de lucht van schrik en de anderen doen een pas naar achteren.

Pepijn en Bram beginnen daarna meteen weer te graven, maar hoe diep zo ook gaan, ze vinden geen luik meer!

Barend ziet er erg gelukkig uit, hij zegt: “Eindelijk is de vloek over Barend Brul verbroken en kan hij gaan rusten en Sofie ook.”

Dit was voor iedereen een spannend avontuur. Daarom gaan ze met zijn allen pannenkoeken eten om dit op een goede manier af te sluiten en te vieren. Dat Sofie bevrijd is, Barend Brul de rust gevonden heeft en Barend de vijfde niet meer wordt opgejaagd om Sofie te bevrijden.

Wim Verbunt
Verhalenverteller

About the author

Related Posts