De Schakel
Jeugd
De lange hete zomer in Berkel-Enschot

De laatste weken voor de vakantie was het op de Sint Caeciliaschool erg warm. Er werd veel met water gespeeld en overal op de speelplaats stonden badjes. ’s Middags mocht er zelfs met waterpistolen gespeeld worden, ook de juffrouwen en…

De laatste weken voor de vakantie was het op de Sint Caeciliaschool erg warm.
Er werd veel met water gespeeld en overal op de speelplaats stonden badjes.
’s Middags mocht er zelfs met waterpistolen gespeeld worden, ook de juffrouwen en de meneren deden mee!
Pieter en Koen van groep 6 waren bang dat, als het eindelijk vakantie is, het goede weer op zou zijn! Dat het dan nog alleen maar regent en onweert!
Maar nee hoor, gelukkig de zon is blijven schijnen.

Nu zijn er al drie weken van hun vakantie om en elke dag liggen ze heerlijk aan het strand bij de Rauwbraken. Ze hebben komkommers bij, een fles drinken en geld voor een ijsje. De meeste tijd liggen ze in het water met de bal te spelen of ze doen hun duikbril op en zoeken om beurten de gekleurde staafjes in het water.

Als ze op hun handdoek liggen zegt Pieter: “Het is wel heel erg droog, het gras is geel en de bladeren vallen van de bomen, het lijkt wel herfst!”
“Ik kan dit nog wel even volhouden, ik hoop dat we nog lang geen regen krijgen!” zegt Koen.

Leesverhaal voor de JEUGD vanaf 8 jaar…

De lange hete zomer in Berkel-Enschot

De ouders van Pieter hebben een boerderij met koeien en grasland, Koen mag de komende dagen bij Pieter logeren.
Onder het eten praten de ouders van Pieter over de droogte: “Het kan zo echt niet langer! Alles staat droog en het grondwater is erg aan het zakken is. Zo kunnen we straks niet meer sproeien! Ook voor de koeien wordt het slechter!”
Daar schrikt Koen wel van, hij had alleen maar aan zijn eigen plezier gedacht.
De vader van Pieter heeft samen met Pieter en Koen een tent op het grasveld gezet.

Voor de tent zitten Koen en Pieter ieder een boek te lezen.
Pieter zegt: “Ik lees hier in mijn boek, dat de indianen dansen om regen te krijgen.”
Koen kijkt in het boek van Pieter en leest over de regendans.
“Zullen we dat eens proberen,” zegt Koen.
Pieter staat op en haalt uit de schuur twee grote blikken en twee stokken. Met stiften zetten ze gekleurde strepen op hun wangen.
Dan pakt ieder een blik en beginnen ze te slaan en te dansen en daarbij zingen ze: “Regen, regen, regen, regen.”

De vader van Pieter komt kijken wat er aan de hand is. Hij ziet de twee indianen dansen en zingen. Hij lacht en pakt een grote waterslang met een sproeikop en spuit met een grote boog water op Pieter en Koen!
Ha, ha, ha, wat hebben ze een lol, ook de moeder van Pieter komt naar buiten. Pietert pakt zijn waterpistool en spuit zijn ouders nat. De vader van Pieter zegt dat een regendans niet echt helpt. Hij vertelt dat vroeger de boeren naar de kerk gingen om te bidden voor een goede oogst, voor droogweer of juist om regen. Ze staken dan ook altijd nog een kaarsje aan.

Als de ouders weg zijn zegt Pieter: “We gaan morgen naar het kapelletje in Udenhout om daar een kaarsje aan te steken.” “Dat is goed,” zegt Koen, “maar dan vragen we wel dat het ’s nachts regent en overdag de zon schijnt.”
De volgende morgen staan de jongens al vroeg op. Ze eten eerst nog een boterham en gaan daarna op de fiets naar het kapelletje in de Schoorstraat.
Ze fietsen stevig door, ze voelen dat de zon steeds warmer wordt. Gelukkig hebben ze water bij zich.
Bij het kapelletje stappen ze af en gaan naar binnen. Daar zien ze dat ze voor één kaarsje vijftig cent moeten betalen!
“Zeg Pieter, we moeten voor de kaarsjes betalen, ik heb geen geld bij me!” fluistert Koen.
“Ik ook niet, zullen we zonder te betalen een kaarsje aansteken?” “Nee, dan komt er zeker geen regen!”
Ze lopen weer naar buiten. “Wat moeten we nu doen, ik heb geen zin om eerst weer naar huis te rijden!” zegt Koen.

Ze zien iets verderop een café, ze fietsen ernaartoe en Pieter leest hardop: “Brasserie de Kat”.
Hij kijkt eens naar binnen. De deur gaat open en een mevrouw vraagt: “Kan ik jullie ergens meehelpen?” “Ja,” zegt Pieter, “wij willen een kaarsje opsteken in het kapelletje maar we hebben geen geld bij ons!” De mevrouw zegt, nou ik heb wel een leuk karweitje voor jullie, daar kun je wel wat mee verdienen.” Pieter kijkt Koen aan en zegt dan: “Mevrouw dat doen we graag.” “Prima, dan mogen jullie de tafels en stoelen buiten af doen met een sopje. Zeg maar Rikkie tegen me, geen mevrouw!” Ze geeft hun een emmer met sop en de jongens gaan flink poetsen zodat alles schoon is.
Na een half uurtje komt Rikkie met twee glazen ranja en zegt: “Dat hebben jullie prima voor elkaar, ze geeft ze de ranja en ieder twee euro.”
Wow, daar waren de jongens erg blij mee.
Rikkie zegt, “Als jullie wegrijden kom dan nog maar een lekker waterijsje halen.” Nou dat vinden ze prima, ze ruimen de doekjes en de emmers op en gaan dan nog even naar binnen voor een waterijsje.
Met de vier euro gaan ze terug naar het kapelletje en steken acht kaarsjes aan, Zoveel dat moet toch zeker helpen!
Pieter zegt: ”Laat het alstublieft regenen.” En Koen vult aan: “Als het kan liefst ’s nachts!”

Een vreemde man, met een baard en een lange donkere jas zit achter in de kapel op een bankje.
Hij ziet wat de jongens aan het doen zijn. Als de jongens weer naar buiten gaan loopt hij met hun mee en vraagt: “Waarvoor steken jullie acht kaarsjes aan?”
De jongens schrikken, ze hadden de vreemde man helemaal niet gezien. Ze vertellen waar ze mee bezig zijn, over de droogte, de regendans en de acht kaarsjes. De man die lacht vriendelijk, hij moet wat hoesten.
Koen die vraagt: “Wilt u wat drinken?” Hij geeft de meneer zijn drinkfles.
De meneer zegt: “Dank je wel voor het water, dat is heel vriendelijk van je. Een kaarsje opsteken voor regen is wel goed hoor, maar of het helpt om regen te krijgen, dan moet onze Lieve Heer het toch wel heel erg druk hebben! De ene vraagt om wat meer zon en de ander om regen, weer een ander steekt een kaarsje op voor een zieke moeder! Een kaarsje opsteken is een mooi gebaar. Maar als je iets wilt bereiken, moet je toch echt zelf aan de slag!”

Koen en Pieter kijken een beetje beteuterd, nu weten ze het echt niet meer, hoe kunnen ze nu regen regelen?
De meneer zegt: “Ik weet de oplossing wel. Er is een regenpijp waarmee je regen kunt maken. Die regenpijp lokt alle regenwolken en zorgt ervoor dat het gaat regenen.”
“Maar waar vinden we die regenpijp?” vraagt Pieter.
“Je boft die regenpijp is verstopt hier in de bossen, achter het kapelletje. Het is een bruine pijp met hele mooie versiering. Een probleem, hij zit vast in een struik. Het is de enige struik die helemaal groen is, dat komt door de regenpijp. De struik wil deze pijp niet graag afgeven, je zult de takken los moeten maken van de pijp.”

Koen en Pieter kijken elkaar aan en krijgen weer hoop, dat het regenen toch gaat lukken!
De man zegt: “Als jullie de regenpijp hebben dan moet je het mij vertellen, dan vertel ik jullie hoe je de regenpijp moet gebruiken.”
“Waar kunnen we u straks vinden?” vraagt Koen.
“Ik zit hier in het kapelletje,” zegt de man.

Koen zegt tegen Pieter: “Kom, wat kunnen we verliezen!” Samen gaan ze achter het kapelletje het bos in. Pieter zet sporen uit zodat ze straks weten hoe ze terug moeten lopen. Het bos is erg droog, ze lopen heel diep het bos in totdat ze een hele groene struik zien. In de struik zien ze een bruine pijp met kleurtjes! Zou dat de regenpijp zijn? Koen probeert de pijp uit de struik te trekken. Maar de pijp zit stevig vast en dan horen ze geritsel en een stem: “Wie komt hier aan mijn mooie regenpijp?”

Koen en Pieter schrikken en ze willen hard weglopen.
“Ho, ho, je hoeft niet weg te lopen, ik ben geen monster!”
“Wie bent u dan en waar bent u?” vraagt Pieter.
“Ik ben struik Kamperfoelia en ik sta hier in de grond.”
“Kunt u praten?” zegt Koen.
“Ja, natuurlijk kan ik praten anders hoorde je mij toch niet, ik ben een toverstruik en ik sta hier heerlijk te groeien. Dat jullie mij kunnen horen betekent dat jullie niet kwaads willen doen. Kinderen die iets goeds willen doen kunnen mij horen. Vertel eens wat komen jullie doen?”

Koen en Pieter vertellen om de beurt hun verhaal om regen te kunnen krijgen. Dat het zo droog is, dat alles verdort, over de regendans, over de kaarsjes in de kapel en de man die hun aansprak over de regenpijp.
“Oh, oh, dan moet er iets gebeuren anders komt het nooit meer goed! Maar vertel eens die man die jullie aansprak had die een zwarte baard en een lange jas aan?”
“Ja, dat klopt en een hele zware stem!” zegt Pieter.
“Dat is Boris, dat is een echte boef, die wil al jaren mijn regenpijp hebben om daarmee veel geld te verdienen. Hij mag de regenpijp nooit in handen krijgen.”
Koen en Pieter knikken en zeggen: “Wij zorgen ervoor dat hij de pijp niet krijgt!”
“Goed zo,” zegt Kamperfoelia, “pak de pijp maar en draai er vannacht tien keer mee rond zodat je de regen in de pijp goed hoort vallen. Daarna gaat het regenen, je mag de pijp één nacht houden. Na vannacht verdwijnt de pijp in het niets, de pijp komt weer vanzelf naar mij toe. Dit is een groot geheim, zorg dat niemand het te weten komt van de pijp! Denk erom: je kunt niemand vertrouwen!”

Pieter en Koen beloven dat ze het tegen niemand zullen zeggen, maar hoe zorgen ze ervoor dat niemand de pijp ziet.
Kamperfoelia ziet hun denken en zegt: “Jullie hoeven de pijp niet te verstoppen de pijp die verstopt zichzelf.”
Pieter pakt voorzichtig de pijp uit de takken van Kamperfoelia. De pijp verandert langzaam in een tak met groene blaadjes. Na een tijdje kun je helemaal niet meer zien dat het een regenpijp is.
Koen en Pieter bedanken Kamperfoelia heel hartelijk en lopen naar hun fiets.

De regenpijp die nu een lange rechte tak met blaadjes is gebruiken ze als wandelstok.
Als ze bij hun fiets zijn, spreekt de vreemde man hun aan: “Zeg hebben jullie de regenpijp gevonden?”
“Nee, meneer er is daar helemaal geen struik met een regenpijp, u hebt ons voor de gek gehouden!” zegt Pieter bozig.
De vreemde man zegt kwaad: “Loop naar de pomp jullie kwajongens!”
Pieter en Koen fietsen vlug terug naar de boerderij en verstoppen de regenpijp in de tent.

De jongens kunnen niet wachten tot het nacht is, ook vinden ze het moeilijk om er met niemand over te praten. Maar ze hadden het aan Kamperfoelia beloofd en beloofd is beloofd. Aan tafel vroeg Pieter aan zijn vader gevraagd of er nog regen wordt verwacht.
Hij had verdrietig zijn hoofd geschud en zei: “Op zijn vroegst eind volgende week, maar dan is het te laat!”

Pieter had toen willen vertellen van de regenpijp, maar Koen keek zo streng dat Pieter het niet durfde.
Nu zitten ze voor hun tent en Koen zegt: “Als de regenpijp niet werkt, dan had je je vader voor niets blij gemaakt! Straks weten we of de regenpijp regen maakt!”
Als het twaalf uur ’s nachts is gaan de jongens middenin het weiland staan, Pieter pakt de tak met bladeren, die langzaam zijn blad verliest en weer regenpijp wordt. Hij draait tien keer de regenpijp. Telkens laat hij alle zaadjes naar beneden rollen.
Koen telt hardop: “1-2-3-4-5-6-7-8-9-10!”
Hoopvol kijken ze naar de lucht, maar ze zien de maan nog en ook de sterren, geen wolk te zien! Maar dan…vallen er regendruppels, hele dikke warme regendruppels, eerst zachtjes, maar dan een geweldige regenbui.

Koen en Pieter staan te dansen van plezier en zingen: “Regen, regen, regen, regen!” De vader en moeder van Pieter komen ook naar buiten en zijn ook blij en samen dansen ze in de regen. De regenpijp is er niet meer die is naar Kamperfoelia.

Maar de regen die is er, heerlijk!

Wim Verbunt
Verhalenverteller

About the author

Related Posts